Als het aan de gemeente Amsterdam ligt, dan zal bij beton- en staaluitdagingen in de infra en al tijdens de ontwerpfase de allerbelangrijkste vraag van dát moment gesteld moeten worden: hoe ontwerp je zó dat enerzijds het maatschappelijke doel goed bediend wordt en anderzijds een minimale klimaat- en milieu-impact wordt gegenereerd? In andere woorden: als ‘circulair’ het doel is, hoe voer je de werkzaamheden dan uit in de praktijk?
In Amsterdam is dit voorjaar een project met cementloos beton opgeleverd: de Galgenveldbrug in Amsterdam-Noord. Het ging om een Raamovereenkomst Groot Onderhoud (ROGO). Het lijkt een representatief referentieproject te worden over de inzet van duurzaam beton. We zijn in gesprek met Desirée Bernhardt, sr. Beleidsadviseur Duurzaamheid bij de directie Ruimte en Duurzaamheid bij de gemeente Amsterdam en Tessa Lievestro, constructeur en ontwerpleider bij het Ingenieursbureau Amsterdam. En, we hebben het over geopolymeerbeton, dat is gebruikt voor de tussenpijlers waar het brugdek van de Galgenveldbrug op rust.
Bij geopolymeerbeton is het bindmiddel vervangen door geselecteerde industriële minerale reststoffen, alkaliën en gepatenteerde additieven. Daarmee kan een CO2-reductie van 50% worden bereikt. Geopolymeerbeton is later weer te vermalen tot een poeder, dat als grondstof kan dienen voor nieuw beton. Maar het kan in de toekomst ook probleemloos gecombineerd worden met cementgebonden beton. Kortom: duurzaamheid en circulariteit! Bernhardt vertelt: “Als je praat over het streven naar een circulaire economie, dan gaan we in Amsterdam uit van het credo ‘leren door te doen’. Het is een heldere beleidskeuze van het gemeentebestuur: er is geld voor vrijgemaakt en samen met een grote verscheidenheid aan stakeholders in de stad proberen we daar invulling aan te geven. Deze partijen hebben meegedacht – zowel intern als extern – met het opstellen van de Strategie Amsterdam Circulair 2020-2026. Bovendien zie ik dat het streven naar duurzaamheid op basis van goede innovaties wordt gedragen door de meeste van onze collega’s bij de gemeente. Er is een ongelooflijke wil om iets van de grond krijgen om een leefbare en toekomstbestendige stad te realiseren.”
“Toch is het soms lastig om een concrete invulling aan de circulaire economie te geven, want het gaat uiteindelijk ook om technische ontwikkelingen en innovaties waarvan je niet altijd 100% zeker weet hoe die uiteindelijk uitpakken. Met name in aanbestedingen is het dus een kwestie van betere en scherpere vragen stellen aan de marktpartijen. Je wilt immers zo goed mogelijk weten of het procedé, dat een partij voorstelt, een positieve milieu-impact creëert. Over het waarom hiervan is – zo zei ik al – eigenlijk geen discussie meer. Het gaat dus om het ‘hoe’.”
“Overigens zeg ik hierbij meteen dat marktpartijen ook veel motivatie hebben om circulaire oplossingen aan te bieden en met ons – als overheidsorganisatie – samen te werken om de wereld een beetje duurzamer te maken. Ik zie bij hen veel expertise en flink wat innovatiekracht. Dat maakt het voor ons makkelijker – we hebben dus prima gesprekspartners daarin – om continu goed te kunnen blijven onderzoeken hoe we van beton in de infra ook echt een duurzaam product kunnen maken en steeds weer een stapje kunnen zetten om de circulaire beleidsdoelstellingen te kunnen bereiken.”
Lievestro vertelt dat bij de Galgenveldbrug het inderdaad de aannemer was, die kwam met de oplossing: geopolymeerbeton. “Tegelijkertijd moesten we op dat punt kritisch zijn want we weten nog niet alles van geopolymeerbeton, en zeker niet voor de lange termijn. Dat maakt het in het vergunningentraject soms lastig, maar in dit geval kregen we gelukkig akkoord op de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Er was echter één voorwaarde: er moest een strenge monitoring zijn. We hebben dan ook letterlijk een ‘draadje ingestort’ in de Galgenveldbrug om te kunnen blijven meekijken. Want, meten is weten. En dat is belangrijk voor de toekomst!”
Lievestro en Bernhardt hopen dat de ingezette versnelling op weg naar nog meer ‘CO2-klappers’ kan worden voortgezet. “Dat gaat uiteraard niet vanzelf”, zegt Lievestro. “Belangrijk is dat partijen, van overheid tot aan de markt, hun kennis blijven delen waardoor anderen ervan kunnen profiteren. Het is in die zin dan ook echt mijn oproep: laat zien hoe je procedés werken.” Bernhardt voegt hier nog aan toe: “Het is daarbij verder van belang dat we de successen die we behalen ook meer laten zien. Het beheer van de openbare ruimte is immers ónze verantwoordelijkheid, maar we hebben de kennis van de markt wel hard nodig om veranderingen in gang te kunnen zetten. Dat geldt ook voor de markt: als een producent een goed product heeft, vertel het ons. Dan gaan we ook onderzoeken of het praktisch toepasbaar is. Laten we daarom blijven ontwerpen met de focus op toekomstbestendigheid. Voorkomen, verlengen, waarderen en vervangen is wat we écht willen. Dat is goed voor onze aarde en onze stad van de toekomst.”