Ik merk dat participatie met omwonenden steeds belangrijker is in de bouwopgaven waaraan we werken. Dat komt niet alleen doordat participatie een pijler in de omgevingswet is geworden, maar meer nog doordat we in Nederland steeds meer projecten bouwen die in de bestaande dorpse of stedelijke context worden ingepast. Veel inwoners krijgen dus te maken met bouwprojecten in hun directe leefomgeving, en door middel van – soms heel intensieve – participatietrajecten worden ze daarbij betrokken. Dat juich ik alleen maar toe. Sterker nog, dit doe ik als sinds mijn beginjaren als architect en het heeft me veel geleerd. Maar waar ik steeds meer last van heb, is de invloed van principiële dwarsliggers.
Op meerdere locaties in het land ben ik met heren 5 bezig met het inpassen van woningen, dorpshuizen en electriciteitsstations in de bestaande omgeving. We trekken bijna wekelijks van buurtcentrum naar sporthal of gemeentehuis – laatst waren we zelfs met 300 aanwezigen in een kasteel! – om met buurtbewoners in gesprek te gaan over de wensen en behoeften die zij hebben ten aanzien van wat er gebouwd gaat worden in hun omgeving. Belangrijk, want er is nou eenmaal beperkte ruimte in Nederland en we wonen dicht op elkaar. Dus we hebben rekening met elkaar te houden.
Vaak hoor ik legitieme vragen als: Heb ik nog voldoende daglicht? Hoe zit het met m’n privacy? En, gaat dat niet ten koste van groen of parkeren? Dat zijn uiteraard stuk voor stuk belangrijke aspecten waar we rekening mee houden bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen. So far so good. Maar steeds vaker maken we mee dat redelijkheid in de gesprekken met kritische omwonenden ver te zoeken is en dat zij dikwijls alleen vanuit eigen belang acteren. Ze kopen wel die elektrische designer fiets of nieuwe Tesla, maar zijn pertinent tegen vervanging van het oude elektriciteitsstation in de wijk. Ze hebben zelf woningzoekende kinderen in huis, maar zijn tegen extra woningen in hun eigen straat. Ik vind het zorgelijk dat omwonenden participatietrajecten ook kunnen aangrijpen om tegen te werken, in plaats van samen te werken.
Participeren vind ik waardevol en doe ik met plezier, laten we dat vooropstellen. Heren 5 is zelfs mede-organisator van de jaarlijkse Participatieparade. We halen veel inspiratie uit de gesprekken met bewoners, of ervaringsdeskundigen, zoals wij ze liever noemen. Zij kennen immers de buurt als geen ander, en via hen leren we veel over de kwaliteiten, uitdagingen en sociale netwerken in de buurt. Zo kunnen we architectuur maken die geworteld is op de locatie.
Maar wat als een participatietraject uiteindelijk niet tot een breed gedragen ontwerp leidt; wat dan? Of als er in de omgeving, ondanks een intensief participatietraject, toch een principiële dwarsligger is?
Dan is het in Nederland mogelijk om bezwaar aan te tekenen of een zienswijze in te dienen bij de gemeente, zodat de gemeente eventueel verleende vergunningen moet heroverwegen. Of nog een stap verder, omwonenden kunnen een beroep instellen bij de rechtbank om hun gelijk te halen. Helaas maken we steeds vaker mee dat het gelijk halen zoveel tijd kost, dat projecten jaren stilvallen. Hierdoor duurt het nog langer voor een woningzoeker om zijn stem óók nog te kunnen laten horen, en uiteindelijk een passende woning te kunnen betrekken. Ik stel voor dat we bij het participeren voortaan leren om een beetje meer ruimte te maken voor elkaar.