Nederland staat vol met gebouwen en kunstwerken uit de bouwhausse van de jaren vijftig, zestig en zeventig en die zijn aan vervanging toe. Met de huidige problematiek op het gebied van stikstof, CO2 en arbeidsmarktkrapte lijkt het onmogelijk om de gewenste nieuwbouw voor elkaar te krijgen. Het wordt tijd om de aandacht te verleggen naar onderhoud. Volgens het Betononderhoudsplatform is de sector hiertoe in staat.
De Tweede Wereldoorlog had een flinke impact op de bevolkingssamenstelling. De babyboom heeft gezorgd dat Nederland te maken kreeg met een sterk vergrijzende bevolking. De gebouwde omgeving vertoont een vergelijkbaar beeld. Door de onstuimige bouwprogramma’s die in de decennia na de oorlog door het land trokken, zitten we nu met een stuwmeer aan gebouwen, kunstwerken en infrastructuur die aan het eind van de levensduur komt, of al is. Anthony van den Hondel, voorzitter van het Betononderhoudsplatform (BOP), maakt zich sterk om het bewustzijn voor deze problematiek zo groot mogelijk te maken. In de betonsector organiseert het BOP jaarlijks een Betonreparatiemiddag en op de Betondag is ze ook aanwezig. “Maar dan spreek je vaak voor eigen parochie. We willen de boodschap ook bij partijen als opdrachtgevers, eigenaren en beheerders zien landen.”
Die boodschap is helder. Van den Hondel: “De vervangingsvraag van de gebouwde omgeving is een onderhoudsvraag geworden. Als je alleen al in kaart brengt hoe oud alle kunstwerken zijn en daarvoor nieuwbouw gaat plannen, krijg je een enorme bult. Met de problematiek waarin de bouw zich momenteel bevindt, is dat een kansloze operatie. Om die bult af te platten – flatten the curve – zul je die bouwopgave moeten uitsmeren over heel wat decennia. We zullen het dus nog lang moeten doen met het gros van de infrastructuur en dat betekent sowieso al een enorm onderhoudsvraagstuk. En het besef dat wat er nu staat, goud waard is. Dat geldt ook voor een deel van de gebouwen. De onderhoudssector ziet dus een enorme hoeveelheid werk op zich afkomen.”
De onderhoudsbranche zelf is er klaar voor. “Sinds de jaren tachtig lopen we in Nederland voorop als het gaat om kennis en kunde”, stelt Van den Hondel. “We zijn ook actief met het binnenhalen van goede mensen. Dat hoor je in vrijwel alle branches. Om mensen te kunnen binden, is het belangrijk om perspectief te kunnen bieden en met een langetermijnstrategie te kunnen werken. Met een overheid die recentelijk minder betrouwbaar is geworden, de huidige stikstofcrisis en nieuwe verkiezingen is dat lastig. Éénmalig € 5 miljard in onderhoud investeren werkt niet. Dat leidt alleen maar tot een harmonicabeweging, niet tot een stabiele markt. Het zou daarom mooi zijn als bij overheden en andere opdrachtgevers een marktbewustzijn zou komen waardoor er een stabiele vraag ontstaat naar onderhoud. Daar kan onze branche dan een stabiel aanbod tegenover zetten en zo kunnen we gezamenlijk de enorme problemen het hoofd bieden. Er is veel onderhoud nodig om te zorgen dat veel gebouwen en kunstwerken überhaupt blijven staan.”
Een ander euvel waar Van den Hondel zich druk om maakt, zijn de recentere schadegevallen die tot onevenwichtige besluiten leiden. “We kennen allemaal de bollenvloer van de ingestorte parkeergarage in Eindhoven en het balkon in Leeuwarden dat naar beneden viel. Zo is er de laatste jaren een aantal schadedossiers ontstaan waar de overheid nogal ad hoc op reageerde. ‘Alle uitkragende galerijen moeten gecontroleerd en hersteld worden’, ‘niemand mag daar zijn huis in’. De politiek roept maar wat en zadelt de markt, die al met capaciteitstekorten kampt, op met onmogelijke opgaven. Met dat soort dossiers moet zorgvuldiger omgegaan worden, op een werkbare manier en zonder dat de maatschappij er door stil komt te staan.”
Al in 2000 omschreef Rijkswaterstaat het gebrek aan onderhoud aan kunstwerken en de daardoor optredende oplopende behoefte aan nog meer onderhoud als ‘de versnellende achterstand’. “Ik denk dat het tijd is dat alle partijen een brede discussie gaan voeren om dit enorme maatschappelijke probleem nu structureel aan te pakken, in plaats van met ad hoc maatregelen”, besluit Van den Hondel. “Wij zijn er klaar voor.”