Tagarchief: duurzaamheid

Riwal gaat samenwerking aan met Siesling Autohoogwerkers

Siesling2
Lees het gehele artikel

Siesling in Eelde is gespecialiseerd in industriële reiniging (food), gevelreiniging, gevelrenovatie, gevelbescherming, glasbewassing en gebouwenbeheer. Daarnaast verhuren zij autohoogwerkers, zowel bemand (tot 75 meter) als onbemand (tot 27 meter).

De samenwerking biedt zowel Riwal als Siesling de mogelijkheid een breder assortiment aan te bieden om derhalve hun klanten nog beter te kunnen bedienen. Door de locatie van Siesling in het noorden van het land, vergroot Riwal zijn aanwezigheid in dit gebied en kunnen zij dankzij het assortiment van Siesling ook nieuwe marktsegmenten aanboren. Het Siesling depot in Eelde zal gebruikt worden om diverse hoogwerkers van Riwal te stallen om zo sneller te kunnen inspringen op de vraag van de klant(en). Siesling zal op zijn beurt gebruik gaan maken van het depot netwerk van Riwal om dichter bij hun klanten te kunnen opereren.

Ook op het gebied van duurzaamheid en innovatie zijn de partijen een goede match. Door de wederzijdse doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en het leveren van de beste klantervaring zijn zij constant bezig met innovatieve nieuwe projecten. Hierbij zal de focus naar de toekomst ook gericht zijn op investeringen in hybride/elektrische machines en duurzame oplossingen om de uitstoot van CO2 verder terug te dringen..

Riwal en Siesling zijn de overeenkomst aangegaan voor vijf jaar en hebben in elkaar een partner gevonden die naast ondernemend en innovatief te werk gaan, ook veiligheid en kwaliteit hoog in het vaandel hebben staan.

Glenn Verburg – Algemeen Directeur Riwal Hoogwerkers B.V.:
“Riwal en Siesling werken al jaren op een zeer prettige manier samen. Beiden zijn  ondernemende en innoverende partijen met een dienstverlening op hoog niveau. Door de uitbreiding van de samenwerking wordt deze dienstverlening naar een nog hoger niveau getild.”

Luuk Siesling – eigenaar en directeur Siesling:
Na een jarenlange goede samenwerking zijn we verheugd dat Riwal en Siesling een officieel partnership aangaan. Riwal is een landelijk operende organisatie die dezelfde kernwaarden nastreeft als Siesling. Wij zien in Riwal een partner die het hoogwerker segment van Siesling volledig kan aanvullen voor zowel onze huidige als potentiële opdrachtgevers. Door deze uitbreiding kunnen wij onze opdrachtgevers nog beter ontzorgen op het gebied van veilig werken op hoogte.”

Zwolle krijgt primeur duurzame hout-betonbrug

ZWO.11_view-1_duurzame-houtbetonbrug-Hessenpoort-Zwolle-ipvDelft
Lees het gehele artikel

Gezamenlijk ontwikkelden ze een hout-betonbrug. Het eerste exemplaar van deze duurzame hybride brug verrijst na de zomer op het Zwolse bedrijventerrein Hessenpoort.

Uitgangpunt voor het brugontwerp is de combinatie van houten liggers en een dun, in het werk gestort betonnen dek. Dit systeem combineert de voordelen van beton (onderhoudsarm, lange levensduur) met die van hout (duurzaam). Zo voorziet het niet alleen in de behoefte aan duurzame bruggen, maar past het ook bij de wensen van opdrachtgevers op het gebied van beheer en onderhoud. Doordat de materialen constructief samenwerken is het materiaalgebruik bovendien beperkt.

Materiaal en detaillering

Het systeem is toepasbaar voor zowel fiets- en voetgangersbruggen als verkeersbruggen met overspanningen vanaf zo’n acht meter. Afhankelijk van de overspanning wordt hardhout of gelamineerd zachthout gebruikt. De oplegging is zo ontworpen, dat de houten liggers vrij liggen en er genoeg ventilatie mogelijk is. Daarnaast kreeg ook de verbinding tussen hout en beton veel aandacht.

Hessenpoort

De gemeente Zwolle heeft Knipscheer onlangs opdracht gegeven voor een fietsbrug van 15 meter aan de Steinfurtstraat op bedrijventerrein Hessenpoort. Er is gekozen voor liggers van zachthoutsoort Lariks. De betonmix moet minstens 30 procent gerecycled materiaal bevatten.

Naar verwachting start de bouw in juni en is de brug in september gereed.

Ipv Delft en Knipscheer werken al langer samen aan de ontwikkeling van duurzame en circulaire bruggen. Zo realiseerden ze de energieneutrale 2e Schateilandbrug in Almere en ontwikkelden ze een systeem voor circulaire bruggen.  

Meer informatie: ir Ronald Rozemeijer, ipv Delft, 015 750 25 71 of www.ipvdelft.nl

Duurzaamheid, milieu, arbeidsveiligheid en circulariteit

naamloos-1-kopieren-2
Lees het gehele artikel

De samenhang in oppervlaktetechniek

Duurzaamheid, milieu, arbeidsveiligheid en circulariteit zijn begrippen die vaak los van elkaar worden beschouwd. In de wereld van oppervlaktetechniek waar met ‘gevaarlijke’ stoffen wordt gewerkt, is dat volgens Egbert Stremmelaar, directeur van de Vereniging Industrieel Oppervlaktebehandelend Nederland (Vereniging ION), geen optie. “Maar het gebeurt wel, in Den Haag, in Brussel, …, om nog maar te zwijgen over het aantal ngo’s met allemaal slechts één focus. Het probleem is dat de maatschappij niet zo simpel is.” 

Ofschoon veel gebruikt, is de term ‘gevaarlijke’ stoffen in de ogen van ION niet correct. “Er zijn wel stoffen waarbij je (ernstige) gezondheidsschade oploopt bij niet deskundig gebruik. Het gevaar zit dus vooral in de manier van hoe de mensen ermee omgaan. De term ZZS (Zeer Zorgwekkende Stoffen) past dus beter”, stelt Stremmelaar. “Verreweg de meeste ZZS-stoffen zijn productiestoffen en komen niet (vrij) voor in het eindproduct.”

Zwemmen

Stremmelaar begint zijn visie met een voorbeeld. “Water, we hebben het in overvloed in Nederland. Blijf je te lang onder water of drink je het teveel, dan bestaat de kans op verstikking of vergiftiging. Daarom hebben we met z’n allen allerlei maatregelen getroffen, om goed om te gaan met water. We leren kinderen al van jongs af aan zwemmen, er is toezicht op gevaarlijke plaatsen en mocht het toch misgaan, dan is er altijd de reddingsbrigade nog. Datzelfde systeem is ingericht voor het werken met gevaarlijke stoffen. Daarmee werken enkel mensen die zijn opgeleid voor het omgaan met deze stoffen, volgens goed vastgestelde procedures en gecontroleerde processen in een fabriek. En ook hier: mocht het onverhoopt misgaan, dan zijn er een goed ontruimingsplan en de brandweer en veiligheidsregio als back-up.”

Chroom-6

“De Oosterschelde- en Maaslandkering beschermen ons tegen het oprukkende water”, vervolgt Stremmelaar. “Als je de zuigerstangen niet zou behandelen met chroom-6, dan zijn ze binnen een half jaar vastgeroest. Met andere woorden: als je chroom-6 uitbant, introduceer je andere gevaren. Terwijl als je deze stof inzet op een geëigende installatie en volgens procedure verwerkt, het geen gevaar voor de gezondheid hoeft op te leveren en je een duurzaam, veilig en mogelijk circulair eindresultaat creëert. Voor de goede orde, chroomtrioxide (chroom-6) is de productiestof in de fabriek. In het eindproduct zit metallisch chroom, vergelijkbaar met de badkamerkraan. De boodschap moet vanuit alle invalshoeken verteld worden en dat is het grootste probleem. Het zijn afzonderlijke items, ook in Den Haag. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat benadert één en ander vanuit milieuoogpunt en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de focus op veiligheid en arbeidshygiëne, terwijl het ministerie van Economische Zaken handelt vanuit het economisch perspectief. Het zijn allemaal eilanden; ieder doet zijn ding. Dat zie je nu ook gebeuren met de coronacrisis: er wordt alleen over gezondheid gesproken.”

Emoties

Volgens Stremmelaar komen er zeker in de wereld van oppervlaktebehandeling veel te veel emoties bij kijken. “Daar lopen we tegenaan. Terwijl als je een stof als chroom-6 objectief zou benaderen, er heel andere conclusies getrokken kunnen worden. Natuurlijk, chroom-6 is schadelijk voor de gezondheid, maar die risico’s kunnen we beheersen door het in te zetten op geëigende installaties, volgens vastgestelde procedures en in een gecontroleerde omgeving. Dan heeft het geen nadelig effect op de gezondheid voor de mensen die ermee werken. Bedenk bovendien dat er in Nederland 10.000 mensen werken met chroom-6 en dat deze stof bij 200 processen wordt ingezet. Gaan we die mensen ontslaan? Een luchtvaartbedrijf heeft op Schiphol-Oost een galvaniseerbedrijf om vliegtuigen met schade binnen twee uur te kunnen repareren. Zouden we dat bedrijf opheffen omwille van het uitbannen van chroom-6, dan moeten de vliegtuigen naar een locatie buiten de EU worden gestuurd voor een vergelijkbare exercitie. Dat betekent dat een vliegtuig drie dagen uit de roulatie wordt genomen en leeg op en neer vliegt. Wat voor effect heeft dat alleen al op de CO2-uitstoot?”

Hernieuwbaar

Ook het thema circulariteit raakt meerdere facetten, verduidelijkt Stremmelaar. “Als gevolg van het verregaand recyclen van bijvoorbeeld aluminium, raakt het basismateriaal steeds verder vervuild. Koffiecupjes worden immers samen met aluminium kozijnprofielen ingezameld. Om uiteindelijk toch tot een zo duurzaam mogelijk hernieuwbaar kozijnprofiel te komen, is een ‘agressieve’ voorbehandeling voor het aanbrengen van een coating een must. Of je moet alles op een hoogwaardige manier inzamelen en recyclen. Dat betekent alleen al voor aluminium meerdere scheidings- en/of ophaalsystemen, laat staan voor de overige metalen. Kortom, niet wenselijk en waarschijnlijk ook niet haalbaar. Terwijl de oplossing en het systeem gewoon voor handen zijn, net zoals in alle voorgaande voorbeelden. Een oplossing die de economie zo min mogelijk schaadt, de mens en het milieu zo min mogelijk belast en dat alles met een maximale levensduur.”   

Grootste vastgoedeigenaar in Nederland zet in op duurzaamheid en circulariteit

foto_rijksoverheid-kopieren
Lees het gehele artikel

Het Rijk heeft een stevige positie op de vastgoedmarkt. Deze positie is belangrijk bij het realiseren van de kabinetsdoelstellingen op het terrein van werken, wonen, duurzaamheid en circulaire economie. Op welke manier geeft het Rijksvastgoedbedrijf invulling aan deze doelstellingen? We vragen het Raymond Knops, Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en in die hoedanigheid ook verantwoordelijk voor het Rijksvastgoedbedrijf.

“Als grootste vastgoedeigenaar in Nederland kunnen we een grote bijdrage leveren om de duurzaamheidsdoelen uit het regeerakkoord te halen”, begint Raymond Knops. “Zo worden nieuwe panden momenteel bijna energieneutraal gebouwd. Bij bestaande gebouwen nemen we op natuurlijke momenten maatregelen om die duurzamer te maken. Bijvoorbeeld bij renovatie en groot onderhoud. Hierdoor houden we niet alleen de kosten goed in de gaten, maar doen we het ook op een manier waarop het voor aannemers goed is uit te voeren en we gesloopt bouwmateriaal niet onnodig weggooien. Daarnaast kijken we naar de omgeving van een gebouw. Samen met de provincie Zuid-Holland en gemeente Den Haag ontwikkelen we Energierijk Den Haag. Een programma waarmee we in een deel van het centrum van Den Haag een duurzame omgeving willen creëren. We gaan daar niet één enkel gebouw verduurzamen, maar pakken een heel gebied aan om zo op kosten te besparen en tientallen gebouwen gezamenlijk te vergroenen.”

Platform CB’23

Op 18 januari 2018 werd het startschot gegeven voor het Platform CB’23, waarvan het Rijksvastgoedbedrijf één van de initiatiefnemers is. We zijn nu ruim een jaar verder. Wat zijn de eerste resultaten? “CB’23 staat voor Circulair Bouwen 2023”, licht de staatssecretaris toe. “Het is een platform waar we samen met Rijkswaterstaat, de Bouwcampus in Delft en de NEN het initiatief nemen om vóór 2023 nationale, bouwsector-brede afspraken op te stellen over circulair bouwen. Als eerste stap hebben we afgesproken wat we precies verstaan onder circulair bouwen, methodes bedacht om circulariteit te meten en normen ontwikkeld waaraan gebouwen moeten voldoen. De eerste voorstellen hiervoor liggen nu klaar en worden besproken met de bouwsector. Bij zulke hoge ambities is het belangrijk dat overheid en markt samen optrekken. Die samenwerking is de enige manier om veel meer circulair te bouwen.”

European Medicines Agency

Aan de Amsterdamse Zuidas realiseert het Rijksvastgoedbedrijf momenteel een kantoorgebouw met een conferentiecentrum voor de European Medicines Agency (EMA). Een schoolvoorbeeld voor nieuwbouw in de toekomst? Raymond Knops: “Ik ben trots dat het Rijksvastgoedbedrijf dit project zo goed uitvoert. Het wordt een mooi gebouw. Een moderne bouwtechniek, slim plannen en lef maken dit nieuwe gebouw state-of-the-art en klaar voor de toekomst. Als je kijkt naar het materiaal en de duurzaamheid, dan voldoet het helemaal aan de eisen van deze tijd. Het is een bijna energieneutraal gebouw. De gevels zijn van aluminium en bestaan voor een groot percentage uit hergebruikt materiaal. Ze zijn eenvoudig uit elkaar te halen en weer opnieuw te gebruiken. In de constructie is gekozen voor staal. Dit voor de snelheid, maar ook om materiaal te besparen en minder beton te gebruiken. Het beton in de kern van het gebouw kwam tot stand door een moderne manier van storten. Met een glijbekisting werkten twee ploegen vierentwintig uur per dag in diensten van twaalf uur. De kern groeide tien centimeter per uur, dat is een verdieping per dag.”

Voorbeeldfunctie

Ook als het gaat om renovatie staat het duurzame en circulaire gedachtegoed centraal bij het Rijksvastgoedbedrijf. “We kopen duurzaam in en gebruiken zo min mogelijk energie”, benadrukt de staatssecretaris. “Bijvoorbeeld door efficiënter gebruik van ons vastgoed en door het verbeteren van de installaties die voor het luchtklimaat in gebouwen zorgen. Bij renovatie en herontwikkeling van vastgoed gebruiken we zoveel mogelijk materialen en grondstoffen die al eerder in een ander gebouw of voorwerp zaten. Als grote vastgoedbeheerder willen we een voorbeeld zijn door de manier waarop we omgaan met mensen, klimaat, economie en grondstoffen. Andere vastgoedeigenaren kijken vaak naar het Rijksvastgoedbedrijf. Dat merken we aan de reacties en de vragen die zij aan ons stellen. Als je kijkt naar de Rijkskantoren, dan doen we wat er mag worden verwacht op grond van de geldende wet- en regelgeving en de ambities van het kabinet. Op sommige gebieden is een inhaalslag nodig (zoals bij de defensiegebouwen). Daar werken we hard aan.”

9 Petajoule

De oppervlakte van de Rijkskantoren (exclusief defensie- en gevangenislocaties) beslaat 2.4 miljoen m² BVO en bestaat uit 225 gebouwen. “De afgelopen jaren zijn al veel gebouwen verduurzaamd”, stelt Raymond Knops. “Hierdoor heeft een groot deel van de kantoren label A of beter (20% van de gebouwen, 38% van de vierkante meters). Het gemiddelde Rijkskantoor heeft label C. Samen met andere overheids- en marktpartijen en kennisinstellingen onderzoeken we hoe we nog meer circulair kunnen bouwen en verbouwen. Platform CB’23 helpt daarbij. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft daarnaast ook veel grond. De windmolens en zonnepanelen daar wekken veel energie op. Hiermee levert het Rijk een bijdrage aan de duurzame energiedoelen van Nederland. Op Rijksgronden wordt op dit moment al 9PJ (Petajoule) per jaar opgewekt, dit is genoeg stroom voor 700.000 huishoudens en bijna drie keer zoveel als de Rijksoverheid zelf aan energie verbruikt. De komende jaren willen we in samenwerking met Rijkswaterstaat en het ministerie van Economische Zaken nog meer duurzame energie gaan opwekken.”

thermoplastische poedercoating met bijzondere eigenschappen

eurolacke-foto-thermoplast-4-3-kopieren
Lees het gehele artikel

De ontwikkelingen in de wereld van coatings gaan snel. Een opvallend staaltje hiervan is Abcite®. Deze thermoplastische poedercoating werd al veelvuldig ingezet in de drinkwaterindustrie. Vanwege haar sterke eigenschappen – waaronder duurzaamheid – zien we dat de coating nu ook in andere markten wordt toegepast.

Hoe krachtig de bescherming van Abcite® ook is, de toepassing ervan is juist opvallend eenvoudig. Abcite® wordt in één laag aangebracht en verricht dan onmiddellijk haar zeer corrosiewerende werking. Het is een product van EUROLACKE die in Nederland producent Axalta vertegenwoordigt. John Theewis, directeur van EUROLACKE, ziet grote kansen voor Abcite®. Niet alleen vanwege de hoge bescherming tegen corrosie; ook de stoot-, kras- en slijtagebestendigheid, UV- en weersbestendigheid, chemische resistentie en elektrische isolatie van Abcite® zijn van hoog niveau. Abcite® behaalde meerdere kwaliteitslabels.

Plastisch

“De coating wordt aangebracht op een warme ondergrond”, vertelt Theewis. “Het poeder smelt als het ware op het object. Hierdoor ontstaan de hoge corrosiewering en de sterke hechting aan de ondergrond. De lak is bovendien plastisch; hij buigt mee als er iets met de ondergrond gebeurt. Dat maakt hem bestendig tegen mechanische belastingen zoals buigen, stoten en krassen.”

Korte doorlooptijd

Abcite® wordt direct op het te beschermen gestraalde oppervlak aangebracht. Het enige wat moet gebeuren, is het verwarmen van het object. Theewis: “Natuurlijk vraagt het tijd om het object op te warmen. Hiervoor bestaan duidelijke handleidingen. Bovendien win je die tijd terug. Het product is zo krachtig dat met één laag de hoogste norm van corrosiewering wordt bereikt. De lak is onmiddellijk droog en behoeft geen nabehandeling.”

Eigenschappen en referenties

Abcite® bevat geen oplosmiddelen of gevaarlijke stoffen. Dit zorgt ervoor dat Abcite® nu al op brede schaal wordt ingezet, zoals in de drinkwaterindustrie, zwembaden, perfopanelen (aan de kust), hekwerken, militaire voertuigen, kabelgoten, scheepsbouw, visserij, offshore en straatmeubilair. Kortom, onder zware omstandigheden en op plaatsen waar bescherming tegen corrosie, mechanische belasting en/of chemische invloeden belangrijk is.

Kantendekking

“Een nog niet genoemde eigenschap is de uitstekende kantendekking”, besluit Theewis. “Deze werd benadrukt bij een intensief gebruikte zwembadtrap met scherpe, ronde gaten erin. Ook na langdurig gebruik bleef de Abcite®-laag ongeschonden.”

“Duurzaam bouwen, maar niet ten koste van de kwaliteit”

cover-2-kopieren
Lees het gehele artikel

Betoncentrales leveren een grote bijdrage aan een groenere bouwsector, ook voor grond-, weg- en waterbouw. Duurzaamheid speelt een steeds grotere rol bij de voorbereiding en uitvoering van projecten. Het Duurzaamheidsverslag Betonhuis Betonmortel dat onlangs is gepresenteerd brengt de vergroening van de sector in kaart.

“We lopen in Nederland ver voorop waar het gaat om duurzaamheid van beton. We zijn al heel lang bezig met verduurzaming van de betonindustrie en hebben een grote slag gemaakt. De CO2-uitstoot daalt al vijf jaar”, zegt Paul Ewalds, sectorsecretaris Betonmortel van Betonhuis. De cijfers ondersteunen zijn uitspraak: uit het Duurzaamheidsverslag Betonmortel blijkt dat we met de 15 miljoen kuub beton die Nederland jaarlijks produceert slechts 1,5% van de CO2-uitstoot veroorzaken. In de EU is dat gemiddeld 4 tot 6% en wereldwijd zelfs 9%. Ten opzichte van 2012 wordt bij de productie van betonmortel nu 10% minder CO2 geproduceerd.

Zuinig transport

De verduurzaming van de betonindustrie vindt voor een belangrijk deel plaats op het gebied van energiegebruik, waaronder transport en de brandstof voor truckmixers valt. Zuinig rijden, verplaatsen van wegvervoer naar vervoer over water, efficiëntere logistiek en de overgang naar niet alleen elektrisch rijden maar ook elektrische truckmixertrommels leveren een aanzienlijke CO2-besparing op, zo meldt het verslag. Ook de transportafstand naar het werk is daarbij relevant, zegt Ewalds: “Er is bij diverse regionale overheden het besef gerezen dat de betonindustrie een belangrijke plek heeft, ook in het stedelijke gebied. Betoncentrales gaan hier prima samen met wonen en vervullen een maatschappelijke functie bij onder andere de realisatie van de bouwopgave. Ook dit levert kortere transportafstanden op.”

Slim gebruik van bindmiddelen

De grootste bijdrage aan de CO2-uitstoot van betonmortel wordt veroorzaakt door het bindmiddel. Verduurzaming gaat dan om de keuze van het cement, maar ook om het gebruik van alternatieve bindmiddelen zoals vliegas en hoogovenslak. Bij de productie daarvan komt minder CO2 vrij. Daarnaast wordt het hergebruik van materialen steeds verder geoptimaliseerd. Het gebruik van secundaire grondstoffen, waaronder betongranulaat, ballastgrind, vliegas en hoogovenslak is afgelopen jaar licht gestegen ten opzichte van 2016 van 4,2 naar 4,5%.

“Dit zijn mooie resultaten”, zegt Ewalds. “Maar dat wil niet zeggen dat het niet beter kan. Daarvoor heeft Betonhuis twee instrumenten. De eerste is het CSC-keurmerk. Dat is zes jaar geleden gegroeid uit een Nederlands initiatief om de betonketen, van grondstof tot beton, duurzamer te maken. Het CSC-keurmerk is nu internationaal. Nederlandse bedrijven zijn houder van ongeveer de helft van de certificaten, maar andere landen zoals Turkije en Duitsland zijn op de goede weg.”

Het tweede instrument is de Benchmark Betonmortel, een online vergelijkingstool voor een duurzame bedrijfsvoering en productie. Betonbedrijven die lid zijn van Betonhuis kunnen de gegevens van hun productieproces zoals bindmiddelen, toeslagstoffen en energieverbruik, online invoeren en vergelijken met het gemiddelde in Nederland. “Wij denken dat deze vrijwillige methode om aan de slag te gaan met duurzaamheid onze leden beter helpt dan het opleggen van maatregelen. En dat dit werkt blijkt wel uit de resultaten van deze rapportage.”

Kennis in huis

Ewalds benadrukt dat alleen focussen op duurzaamheid in de betonindustrie een risico inhoudt. “Duurzaamheid gaat voor ons niet boven kwaliteit. Het gebruik van andere soorten bindmiddel kan invloed hebben op de levensduur en de bestendigheid tegen externe factoren zoals zout water. Een voorbeeld: als je kiest voor een betonproduct met een zeer lage CO2-uitstoot, bijvoorbeeld door een alternatief bindmiddel te gebruiken en ook nog eens een hoog gehalte aan betongranulaat wil toepassen, dan kan de levensduur van het product korter zijn. Je kunt niet alles tegelijk hebben.”

Ewalds benadrukt dat het maken en verwerken van goede betonmortel met de gewenste eigenschappen heel veel kennis en expertise vereist. “Het is echt een vak. De leden van Betonhuis Betonmortel hebben die kennis in huis. Bij complexe projecten, waarbij duurzaamheid en circulariteit een rol speelt, is het verstandig in de bestekfase onze leden te betrekken bij het bouwproject.”

Duurzaamheid en betonproductie gaan hand-in-hand

jager-kopiëren
Lees het gehele artikel

Het motto van SBM: duurzaamheid en betonproductie gaan samen! En dat is te zien in het productengamma van SBM, want ze hebben een aantal specifieke oplossingen die het milieu ontlasten.

SBMSupermobiele Euromix.

Minder files, minder CO2-uitstoot (-25%) en een homogener te verwerken product. Neem als voorbeeld de supermobiele betoncentrales met capaciteiten tot 170 m3 per uur die meestal op een groot bouw- en/of infrastructureel project worden ingezet. De grootste besparing zit hem in de inzet van het aantal truckmixers op een project en de afstand die ze moeten afleggen want de aanvoer van zand en grind blijft daarin meestal gelijk. Ook worden de supermobiele installaties steeds vaker gebruikt als tijdelijke productie-optie op het moment dat de eigen, meestal vaste installaties worden omgebouwd.

Binnen één dag wordt de supermobiele installatie, met gebruik van één kraan, opgezet en productieklaar gemaakt. En na een productietijd wordt de installatie ook weer in één dag afgebouwd en verplaatst. Omdat de installatie vaak verplaatst moet kunnen worden, kenmerkt de installatie zich door een zwaardere bouwwijze dan bijvoorbeeld de semi-mobiele versies. Neem bijvoorbeeld de cementsilo’s van SBM die compleet met fundatie door een kraan opgetild kunnen worden, waardoor een snelle positiebepaling gegarandeerd is. Kosten voor verplaatsing zijn daardoor gemiddeld € 50.000,- lager dan een gemiddelde semi-mobiele variant. Vanaf drie verplaatsingen rendeert de meerinvestering van een supermobiele installatie ten opzichte van een supermobiele installatie dan ook, nog los van de hogere restwaardes die aan supermobiele betoncentrales vastzitten.

SBMCitymobiele Variomix.

Ook de City mobiele installaties van SBM zijn een goed voorbeeld van een installatie waar gekeken is naar minder CO2-uitstoot, een homogener product en tijdigheid van leveringen. De Variomix of Minimix zijn hier een goed voorbeeld van omdat zij voornamelijk ingezet worden in binnenstedelijke projecten waar een lage m2-footprint geëist is en waar hoge eisen aan beton gesteld worden. Betonmixers en betonpompen zijn vaak niet benodigd, immers de beton wordt direct in de kubel van de torenkraan gestort en zo op de bouwplaats verder verwerkt. Beide varianten hebben een kleine footprint (in m2), omdat ruimte voor de plaatsing van een installatie binnenstedelijk vaak beperkt is. De standaard versie van beide varianten bestaat dan ook slechts uit vijf transportabele units waarbinnen alle techniek om een gecertificeerd product te maken, geïnstalleerd is. Eén voor de opvoerbunker, één voor de besturingscontainer met hulpstoffenopslag en drie units voor de installatie zelf. In de laatste drie units is eigenlijk de gehele installatie geïntegreerd (van wegers tot interne cementsilo, van elevator tot kubelbaan).

Natuurlijk zijn er ook nog vaste installaties nodig en daarvoor heeft SBM verschillende horizontale en verticale oplossingen in het assortiment. Zowel standaard als klantspecifiek wanneer standaard geen optie is. Horizontaal wanneer er een hoogtebeperking is en grootte geen probleem vormt, verticaal wanneer hoogte geen probleem is en mogelijk de beschikbare ruimte wel. Standaard gaan de installaties tot 2.000 m3 toeslagstoffenopslag en kunnen twee mengers met een uitstoot van 6 m3 geïnstalleerd worden.

SBMHorizontale stationaire betoncentrale.

SBM en Jager Meng- en Recyclingtechniek
SBM, de nummer twee in Europa op het gebied van betoncentrales, wordt sinds november 2018 vertegenwoordigd door Jager Meng- en Recyclingtechniek. Al twintig jaar zijn SBM en Jager Meng- en Recyclingtechniek succesvol aan elkaar verbonden in de beton- en recyclingmarkt.    

Tekst | Jager Meng- en Recyclingtechniek   Beeld | Jager Meng- en Recyclingtechniek / SBM
Uitgelichte afbeelding: 
Verticale stationaire Towermix betoncentrale.