“De bouw en de inregeling van de bouw zijn als een olietanker. Het duurt uiterst lang voordat de koers daadwerkelijk wijzigt wanneer een nieuwe richting vereist is.” Aan het woord is Willy Goossens, de drijvende kracht achter het Vlaams Betonakkoord. “We zijn in België, maar op sommige terreinen ook in Europa gehouden aan wetten of regels die dateren uit de vorige eeuw. Terwijl we juist nu initiatieven moeten nemen die innovaties in onze sector mogelijk maken en deze een eerlijke kans van slagen geven.”
Voor Willy Goossens draait het bij de verduurzaming van de betonsector om veel meer dan alleen CO2. Al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw is hij via FPRG (Federatie van Producenten van Recycling Granulaten) betrokken bij het hergebruik van bouw- en sloopafval. Vanuit die achtergrond raakte Goossens geïnspireerd door het Nederlandse Betonakkoord waarin is meegenomen dat in 2030 alle beton dat vrijkomt bij sloop moet worden hergebruikt in nieuw beton. Naast het stimuleren van hergebruik van bouwmaterialen en -bouwdelen en nog meer aandacht besteden aan circulariteit, hecht hij ook veel waarde aan het terugdringen van directe CO2-uitstoot. Het slimmer omgaan met materiaalgebruik vormt samen met het wijzigende klimaat de twee bepalende thema’s die Goossens heeft gebruikt om de betonsector enthousiast te krijgen om het Vlaams Betonakkoord als duurzaamheidsinitiatief te omarmen.
In het nu gepubliceerde circulair betonakkoord Vlaanderen zijn de ambities duidelijk geformuleerd en afgestemd op de Europese Green Deal en het Vlaams Energie- en klimaatplan. Vanuit het materiaal gezien is de ambitie om in 2030 50% minder CO2-uitstoot te genereren en dit door te zetten naar 0% in 2050. Bovendien moet alle geschikte betonsloopafval hergebruikt worden in stort-, wegen- of prefabbeton. Ook voor het toepassen van beton zijn ambities geformuleerd. Tegen 2030 moeten gebouwen en kunstwerken zo ontworpen worden dat betonnen elementen maximaal hergebruikt kunnen worden en moet voor elke toepassing het meest geschikte duurzame betonmengsel worden gebruikt.
“Het is goed dat de industrie zowel in Nederland als in België nu gezamenlijk optrekt in verduurzaming van de sector, maar het zou beter zijn wanneer al deze initiatieven worden omgezet in een overkoepelend Europees betonakkoord”, aldus Goossens. “Eventueel zelfs globaal want de onderliggende waarden zijn namelijk universeel. Europa kan op meerdere terreinen een rol spelen. Denk bijvoorbeeld aan schaarse grondstoffen zoals bouwzand of bepaalde bindmiddelen. Daarom ben ik blij met het signaal dat de Europese Commissie vorige maand heeft afgegeven om binnen de EU zelf meer kritieke grondstoffen te gaan delven en meer te recyclen om de komende jaren in haar behoefte te kunnen voorzien en de aanpak van zeldzame grondstoffen voor de EU wettelijk te regelen.” Ook op het gebied van Ecodesign kan Europa volgens Goossens een rol spelen door wettelijk te regelen dat in ontwerpen materialen worden gebruikt die rechtstreeks opnieuw inzetbaar zijn of door middel van recycling herbruikbaar.
Ondanks dat nog geen enkele individuele grote cementproducent het akkoord heeft ondertekend, raakt de Vlaamse cementindustrie er inmiddels meer en meer van overtuigd dat het anders moet. De beroepsfederatie Febelcem heeft immers het akkoord wel ondertekend. In België werd jarenlang de introductie van alternatieve bindmiddelen afgeremd door de klassieke actoren binnen de sector. Dat is mede doorbroken door de doortastendheid van een van de partijen die zowel het Nederlandse als Vlaamse betonakkoord heeft ondertekend, Ecocem. Beton moet in België beschikken over het Benor-keurmerk. Hiermee dekt een bouwheer zijn aansprakelijkheid af en wordt een gebouw verzekerbaar. Inmiddels is kalksteenmeel al toegelaten binnen de Benor-norm en ook is de bindmiddelfactor (K-waarde) voor gegranuleerde gemalen hoogovenslak op 1 gesteld. De cementindustrie beweegt meer en meer mee omdat zowel in Nederland als Vlaanderen geen primaire grondstoffen gedolven kunnen worden. De grens ligt bij Wallonië waar tal van porfier- en kalksteengroeven zijn. Daar zit de ontwikkeling en vooruitgang dus op slot.
Het onderliggende probleem is volgens Goossens dat de verschillende gewesten verschillende regels kennen. “In Wallonië kunnen we granulaten niet eens in de wegenbouw gebruiken omdat de eisen op niveau nieuw product geformuleerd zijn. In de regio Brussel wordt betonpuin afgevoerd naar Vlaanderen om gegranuleerd te worden. In Vlaanderen is het daarmee grondstof geworden. Het kan echter niet terug naar Brussel omdat het daar als afval wordt gekwalificeerd. Het brengt de spanning aan het licht tussen de verschillende ministeries en organisaties op milieugebied enerzijds en de bouwtechnische bestuursverantwoordelijken. Daarom is het voor ons lastig om binnen de overheid enthousiasme te ontwikkelen om het betonakkoord te ondertekenen. En we hebben die overheid hard nodig. Zij moeten mede initiatief nemen om meer en gemakkelijker praktijktoepassingen van nieuwe ontwikkelingen te faciliteren. Denk hierbij aan het injecteren van CO2 in beton, het carboniseren van slib of alternatieve bindmiddelen op basis van hoogoven- of koperslak.”
Het Vlaams betonakkoord heeft gezorgd voor momentum. Het is volgens Goossens tijd om de daad bij het woord te voegen. “We proberen binnen het living lab circulair beton voldoende energie te ontwikkelen om onze ambities waar te maken en iedereen daarin mee te krijgen. Als daarbinnen onvoldoende dynamiek ontstaat of voor mijn gevoel niet snel genoeg, dan zullen we omschakelen en versnellen. Dan gaan we mensen bij elkaar brengen, gelijkgestemden die dit wel kunnen veroorzaken. Onze sector snapt het inmiddels wel, maar het is zaak dat we de gehele markt meekrijgen, met name de politiek. Uiteindelijk bepalen zij de koers. Aan ons om de koersbepalers tijdig te attenderen op ijsbergen en andere obstakels en de vaarroute vrij te maken.”