Om het energieverbruik van gebouwen te beperken legt de Belgische energieprestatieregelgeving o.a. maximale warmtedoorgangs¬coëfficiënten (Umax) op aan de buitenschil van de gebouwen. Om te beoordelen of een buitenmuur voldoet aan de eisen, moeten onder andere de warmtegeleidingscoëfficiënten (λ) van de holle betonmetselstenen gekend zijn.
In de norm voor betonmetselstenen, de NBN EN 771-3, en zijn Belgische toepassingsvoorschriften PTV 21-001 staat dat de fabrikanten van betonmetselstenen de warmte¬geleidingscoëfficiënt λ 10,droog, metselsteen moeten verklaren als de metselstenen bestemd zijn voor bouwdelen die aan thermische eisen onderworpen zijn.
De waarde λ10, droog, metselsteen is niet direct bruikbaar om de prestatie van een bouwdeel in het kader van de EPB-regelgeving te beoordelen. Daarvoor dient volgens de PTV 21-001 een bijkomende ë-waarde verklaard te worden, nl. deze waarvoor geldt dat 90 % van de productie, met een betrouwbaarheid van 90 %, een ë-waarde heeft die kleiner dan of gelijk is aan de verklaarde waarde (λ 10, droog, metselsteen, 90/90).
Binnen de Belgische normcommissie E125 ‘Metselwerk’ werden nieuwe tabellen opgesteld op basis van de Belgische configuraties. Deze tabellen zullen binnenkort verschijnen in de eerste nationale bijlage van de NBN EN 1745. De λ-waarden in de tabellen zijn berekend op basis van de vereenvoudigde methode omschreven in de NBN EN ISO 6946. Deze methode is toegelaten in het kader van de EPB-regelgeving. Hierbij worden de betonmetselstenen opgesplitst in lagen en secties, zodanig dat het element enkel nog bestaat uit delen die op zichzelf thermisch homogeen zijn, dus ofwel uit beton ofwel uit lucht bestaan (fig. 1). De tabellen geven in functie van de dikte van de dwarswanden, de langswanden en de bovenschil van de betonmetselstenen de λ 10, droog, metselsteen voor verschillende waarden van ρnetto, droog, beton.
De dikte van de dwarswanden, van de langswanden en van de bovenschil van de betonmetselstenen is in praktijk niet overal gelijk, vandaar dat voor de eenvoud telkens de gemiddelde waarde dient beschouwd te worden, zijnde de helft van de som van de kleinste en de grootste nominale waarde. Er werden tabellen opgesteld voor verschillende formaten van betonmetselstenen met één, twee en drie holtes, met zowel gewone granulaten als met geëxpandeerde kleikorrels. Bij wijze van voorbeeld geven Tabel 1 en Tabel 2 enkele waarden voor betonmetselstenen met twee holtes.
De bijdrage van holle betonmetselstenen aan de warmteweerstand van de buitenschil van een gebouw is beperkt. Op basis van de nieuwe tabellen wordt de verklaring van de thermische prestaties van holle betonmetselstenen veel vereenvoudigd. Bovendien benaderen de waarden de realiteit goed. Deze waarden zullen hun weg vinden naar de EPB-productgegevensdatabank en kunnen vervolgens toegepast worden in het kader van de EPB-regelgeving.